Oeververbindingen regio Rotterdam

Het MIRT-traject Oeververbindingen regio Rotterdam zet in op sterke verdichting en transformatie van de bestaande stad. De Rotterdamse regio groeit en de druk op oeververbindingen over de Nieuwe Maas, OV-lijnen en wegen neemt toe.

Om de regio Rotterdam bereikbaar, leefbaar en economisch aantrekkelijk te houden in de toekomst zijn bereikbaarheids- en mobiliteitsmaatregelen nodig. Uitbreiding van de capaciteit van oeververbindingen is daarbij essentieel.

Zes maatregelen

De gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hebben daarom de handen ineengeslagen en in een eerdere pre-verkenning zijn zes voorgenomen maatregelen opgesteld:

  1. een nieuwe multimodale oeververbinding tussen Kralingen en Feijenoord in Rotterdam;
  2. een treinstation Stadionpark;
  3. een Hoogwaardige Openbaar Vervoer (HOV)-verbinding tussen Zuidplein en Kralingse Zoom;
  4. een Hoogwaardige Openbaar Vervoer (HOV)-verbinding tussen Zuidplein en Rotterdam Centraal via de Maastunnel;
  5. maatregelen op de A16, waaronder het weefvak in de A16 ten zuiden van de Van Brienenoordbrug tussen het Knooppunt Terbregseplein en het Knooppunt Ridderkerk;
  6. maatregelen op de Algeracorridor*

* Voor dit onderdeel zijn ook de gemeenten Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Krimpenerwaard aangesloten

Momenteel onderzoekt de projectorganisatie de invulling van deze maatregelen. Er wordt onder ander naar verschillende bouwstenen om de maatregelen waar te maken, zoals een brug of een tunnel voor de nieuwe oeververbinding, of het type vervoersmiddel voor OV-verbindingen.

Vervolgstappen 2021

Het project werkt toe naar de Notitie Kansrijke Oplossingen (NKO) waarin kansrijke alternatieven voor de bouwstenen worden geselecteerd aan de hand van doelbereik, kosten, techniek, inpasbaarheid, milieueffecten en belevingswaarde. De NKO wordt voor de zomer van 2021 gepubliceerd.

Na publicatie van de NKO start de beoordelingsfase. In deze fase worden de (milieu)effecten onderzocht. van deze kansrijke alternatieven. Deze tweede zeef resulteert in een keuze voor het voorkeursalternatief met het beste pakket aan bouwstenen wordt bepaald.

Hiermee zal de MIRT-verkenning worden afgerond. Het voorkeursalternatief wordt naar verwachting een jaar na de NKO  door middel van het ontwerp-Voorkeursbeslissing gepubliceerd.

Meer informatie vindt u op de Website van MoVe.