A50: Veel belangstelling voor eerste informatiebijeenkomst A50-project

Op dinsdag 8 februari 2022 vond de eerste online informatiebijeenkomst plaats over het project MIRT-verkenning A50 Ewijk-Bankhoef-Paalgraven. Het projectteam informeerde zo’n 160 belangstellenden onder andere over de oplossingen die het onderzoekt om de doorstroming en verkeersveiligheid op dit traject te verbeteren. Ook lichtte het projectteam de stappen toe om te komen tot een voorkeursalternatief. Dit is de oplossing die uiteindelijk de voorkeur heeft boven de andere onderzochte oplossingen. Daarnaast was er aandacht voor milieu-onderwerpen en voor de manier waarop het project belanghebbenden wil betrekken.

Omgevingsmanager Ives van Leth leidde de bijeenkomst in goede banen. Projectmanager Lilette Willems gaf de redenen aan waarom het project plaatsvindt. Ook legde ze uit wat een MIRT-verkenning is en hoe een MIRT-verkenning verloopt. Ze vergeleek dit proces met het plannen van een vakantie, waarbij je een aantal mogelijke bestemmingen en activiteiten onderzoekt, beoordeelt en hierin uiteindelijk een weloverwogen keuze maakt.

Willems lichtte de oplossingen toe die het project onderzoekt en vertelde de deelnemers dat er niet alleen wordt gekeken naar de snelweg zelf om de problemen op het gebied van bereikbaarheid en verkeersveiligheid ronde de A50 aan te pakken. Naast de MIRT-verkenning wordt ook een mobiliteitsaanpak ontwikkelt door de provincies Gelderland en Noord-Brabant in samenwerking met andere partijen. Deze mobiliteitsaanpak kijkt onder andere naar oplossingen op het gebied van fiets, OV, afspraken met bedrijven en kleinere aanpassingen aan de infrastructuur tussen Nijmegen en Eindhoven.

Kaf van het koren scheiden

Carel Schut van Royal HaskoningDHV, het ingenieursbureau dat het project ondersteunt, legt uit hoe het kaf van het koren wordt gescheiden. Bij het beoordelen van de oplossingen kijkt het project naar de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, effecten op de omgeving/het milieu, kosten en het draagvlak in de omgeving, zo maakte hij duidelijk. Vooral de eerste drie lichtte Schut tijdens de bijeenkomst uitgebreid toe.

Inspraak en nieuwe informatiebijeenkomsten

Aan het slot van de bijeenkomst blikte Ives van Leth nog kort vooruit. Op korte termijn staat de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) gepland. Dit document, dat voor de zomer van dit jaar gereed is, beschrijft welke van de onderzochte oplossingen kansrijk zijn om  verder te onderzoeken in de volgende fase van de MIRT-verkenning. Verder geeft de NRD aan welke milieueffecten het project onderzoekt en hoe dit gebeurt. Ook beschrijft de Notitie Reikwijdte en Detailniveau de situatie in 2040 als we niets doen aan het traject Ewijk-Bankhoef-Paalgraven. Op de NRD is inspraak mogelijk, vertelde Van Leth. Dit betekent dat iedereen zienswijzen kan indienen. De beantwoording van de zienswijzen publiceert het project in een Nota van Antwoord. Na het afronden van de MIRT-verkenning vindt vanaf 2023 de planuitwerking plaats. In deze fase wordt het voorkeursalternatief in detail uitgewerkt. Volgens de huidige planning gaat in 2028 of 2029 gaat de schop de grond in. Tot slot stelde van Leth twee nieuwe informatiebijeenkomsten in het vooruitzicht: één in mei/juni 2022 en één in oktober/november 2022.

Veel vragen

Belangstellenden konden tijdens de bijeenkomst via de chat vragen stellen. Ook via Mentimeter en de interactieve kaart van het project konden deelnemers hun inbreng kwijt. Tijdens de sessie gaf Bastiaan du Pré van Infram regelmatig een update over wat er gebeurde in de chat en mentimeter. In totaal ontving het project zo’n 300 vragen, zorgen en suggesties. Dat waren er te veel om tijdens de bijeenkomst allemaal op een goede manier te beantwoorden. Een aantal hiervan is inmiddels gepubliceerd. Veel deelnemers gaven aan uit te kijken naar een fysieke informatiebijeenkomst in de toekomst. Een wens die Lilette Willems deelde tijdens haar slotwoord: “Graag live tot ziens!”

Bijeenkomst terugkijken?

De bijeenkomst terugkijken? Dat kan via deze link.  Aanvullende vragen kunt u nog altijd stellen, via e-mailadres